De geschiedenis van Rijsbergen
De naam Rijsbergen is een samentrekking van rijs in de zin van rijshout, en berg. Het gebied waar Rijsbergen ligt werd al lange tijd bewoond. Zo werd in de naburige buurtschap Tiggelt in 1812 een Romeins tempeltje ontdekt, gewijd aan de godin Sandraudiga. Vroeger bestond de mening dat Rijsbergen reeds in 965 werd genoemd in een oorkonde, en wel als: villa Risbecha in de gouw van Taxandria. Tegenwoordig wordt aangenomen dat genoemde oorkonde niet op Rijsbergen betrekking heeft.
De eerste vermelding van de plaats stamt uit 1159 (Riseberga). Deze acte vermeldt dat ene Werner van Rijsbergen zijn bezit te Essen geschonken heeft aan de Abdij van Tongerlo. Mogelijk was Rijsbergen toen al een nederzetting van enige omvang, en mogelijk in het bezit van een kapel of kerk. Aanvankelijk was Rijsbergen een bezit van de Sint-Baafsabdij te Gent. In 1523 werd Rijsbergen afgestaan aan Hendrik III van Nassau, heer van Breda. De schepenbank bevond zich in Zundert. De kapel, die in de 13e eeuw als kwartkerk werd gesticht, en het patronaatsrecht was tot 1559 in handen van de Abt van de Sint-Baafsabdij, en daarna in handen van diens opvolger, de Bisschop van Gent. Dit was met zekerheid tot 1628 het geval. In 1648 echter, werd de kerk genaast door de hervormden, die de, oorspronkelijk aan Sint-Bavo gewijde, kerk tot 1797 in hun bezit hadden. Het betrof een kruiskerk met rechthoekig gesloten koor, dat uiteindelijk drie altaren telde.
In 1740 was het gebouw sterk vervallen en werd de kerk verkleind. De katholieken sloopten de kerk in 1810 en bouwden tegen de oude, vermoedelijk 15e-eeuwse, toren een nieuwe kerk. Later werd ook deze kerk gesloopt, om in 1918 door de huidige Sint-Bavokerk te worden vervangen. Zeker vanaf 1418 vond in de kerk een cultus plaats ter ere van het Heilig Kruis. Het is niet duidelijk of de verering een reliek betrof dan wel een miraculeus kruisbeeld. Het betreffende voorwerp is gedurende de Tachtigjarige Oorlog verdwenen, en sinds 1648 was het houden van processies verboden. In 1717 kreeg de toenmalige schuurkerk opnieuw een reliek van het Heilig Kruis, en kon men enkele tientallen dagen aflaat verdienen met een gebed als: Ik bedanke U Allerzoetste Jesus, dat Gij voor ons zijt gestorven. Gedurende de 19e eeuw stierf deze devotie uit, en in 1878 werd gemeld dat er geen verering van het Heilig Kruis meer bestond.
Aan de Ettenseweg 37 vestigden zich in 1939 de zusters Dominicanessen in het Klooster “Bethanië”. Er werd een kapelletje gebouwd, maar in 1980 vertrokken de zusters weer. De eerste protestanten vestigden zich in 1615 te Rijsbergen. In 1648 kregen ze de beschikking over de drie kerken (Rijsbergen, Zundert, Klein-Zundert). De kerken werden in de Franse tijd aan de katholieken teruggegeven en in 1805 werd in de plaats ervan een Napoleonskerk te Zundert gebouwd.
Hoewel er in Rijsbergen geen protestants kerkgebouw meer bestond, werd in 1959 vanuit Breda een kleine gemeente van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt gesticht die in 1962 een voormalige NS-loods als kerkje inrichtte. Deze gemeente werd in 1967 buiten de kerkorde geplaatst, ging verder als Diakonia Evangelie Verkondiging en sloot zich in 1980 aan bij de Nederlands Gereformeerde Kerken. Het gebouwtje aan de Gommerstraat 87 werd in 2008 aanzienlijk uitgebreid vanwege de groei van de gemeente.