Bron: Website BHIC
Afbeelding: schilderij van Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst (schilder Piet Slager)
Tussen 1896 en 1925 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Dit had hij in al die jaren over Rijsbergen te melden:
Rijsbergen
Den 1n Juni 1896 bezocht ik de gemeente Rijsbergen. Omstreeks 4.15 uit Zundert vertrokken, kwam ik om ± 4.45 aan het gemeentehuis aan. Behalve het luiden van de klokken in den kerktoren, en het uitsteken van een enkele vlag, hadden de inwoners niets bijzonders gedaan. Op het Raadhuis vond ik den burgemeester en den wethouder Daemen; de andere wethouder was ziek. Ik zat op het raadhuis met hen wat te praten; op de audientie verscheen niemand (de pastoor was uit, en had een kaartje gezonden). De burgemeester, tevens secretaris, moest op de secretarie aan Klasens inlichtingen geven, zoodat ik ten slotte met den wethouder Daemen alleen overbleef. Deze, een geschikte opgeklaarde boer, vertelde mij, waarin het landbouwbedrijf voornamelijk te Rijsbergen bestaat, nl. in het mesten van kalveren, die in ± 12 weken vet moeten zijn en dan van f. 60,- – f. 70,- gelden; nuchtere kalveren van f. 9,- heeten daar goedkoop; op het oogenblik had hij er een paar, waarvoor hij f. 49,- betaald had. Het is voor de boeren in Rijsbergen moeilijk om arbeiders te krijgen; deze leggen zich op vruchtenteelt, vooral frambozen en aarbeien toe; de vruchten worden per tram naar Antwerpen gezonden en brengen daar veel geld op. Doordat de arbeiders op hun eigen land hun werk zoeken en hun brood verdienen, hebben de boeren gebrek aan werkkrachten, en zijn zij verplicht hunne bedrijven te verminderen en op kleinere schaal uit te oefenen. Armen heeft men te Rijsbergen niet; de ambesturen hebben dientengevolge ruime fondsen en besteden die in het belang der gemeente; zoo betaalt de Roomsche arme o.a. f. 100,- ’s jaars aan de vroedvrouw. De burgerlijke gemeente van Rijsbergen is doodarm. In 1895 werd de openbare school verbouwd; behalve de gewone 25% subsidie gaf het Rijk nog eene buitengewone subsidie van 75% in de kosten van den bouw. De burgemeester (een fatsoenlijk man, zoon van een vroegeren doctor te Rijsbergen) bad en smeekte, dat ik toch zou zorgen, dat de gemeente een ruime subsidie in 1896 zou krijgen in de kosten van het onderwijs, krachtens art: 49 der onderwijswet. Als hij die subsidie, waarop hij zeide gerekend te hebben, zoude moeten missen, dan wist hij niet, hoe hij evenwicht in het gemeentehuishouden zou moeten houden. Wat vele gemeentefinantiën betrekkelijk welvarend doet zijn, het onderwijs n.l. dat op bijzondere scholen aan de meisjes gegeven wordt, ontbreekt te Rijsbergen. Daar is geen bijzondere school; jongens en meisjes maken uitsluitend gebruik van het openbaar onderwijs. De administratie van den secretaris liet weinig te wenschen over; op die van den ontvanger moesten enkele opmerkingen gemaakt worden. Vele gronden te Rijsbergen behooren aan de gravin De Mérode te Brussel; ook andere Belgen hebben daar nogal grond liggen; in de gemeente Etten zijnde, vernam ik zulks van burgemeester Van Glabbeek; deze bejaagt nl. het meerendeel van die gronden.
Den 12 September 1900 kwam ik weer in Rijsbergen. Voor mijne audientie had zich weer niemand aangemeld, zoodat ik met B. en W. den tijd moest doodpraten. Bovendien was de burgemeester nog eenigen tijd afwezig om Klasens te helpen. Ik vernam omtrent den burgemeester, dat hij den 16 October 1858 als klerk op de secretarie kwam; dat hij den 27 April 1867 secretaris, en in 1873 gemeenteontvanger werd, welk ambt hij, toen hij in 1875 burgemeester werd, weer moest laten varen. Vanaf 1863 zou hij al het werk ter secretarie verricht hebben. De leden van den Raad wonen vrij goed over de heele gemeente verdeeld; 1 woont in de kom (n.l. de burgemeester); 2 in Tiggelt, onder wie de wethouder Daemen; 1 te Kaarschot; 1 op Oekel; 1 op Klein Oekel; en 1 op Breedschot. In 1899 kwam er te Rijsbergen een nieuw hoofd der school; als onderwijzer zal hij wel goed zijn, maar hij valt niet in den smaak van het Gemeentebestuur. Hij is ongehuwd en woont niet in het schoolhuis; tot nu toe scheen hij ook nog niet voornemens, om het schoolhuis te meubelen. Men vond dit verkeerd, omdat het schoolhuis nu niet op tijd werd gelucht enz. Men laakte het verder in den onderwijzer, dat hij eeneKerstvacantie wilde invoeren, een nieuwigheid, van welke men niet gediend was. Rijsbergen zal een eigen doctor krijgen; DrWertenbroek, ongehuwd, ± 40 jr, gewezen marine-officier met een pensioen van f. 1.500 laat zich een villa bouwen even buiten Rijsbergen, langs den weg naar Princenhage. Met 1 November 1900 wordt die villa door hem betrokken; alsdan wordt hij gemeentedoctor op een tractement van f. 1.200. Over het algemeen genomen, gaat het den kleinen man in Rijsbergen bijzonder goed; dit blijkt o.a. uit de inlagen in de Rijkspostspaarbank; in 1899 werd daar ruim f. 5.000 meer ingelegd dan terugbetaald. Van de twee wethouders – allebei boeren – vernam ik, dat het den boeren nog niet zoo heel best ging. De groote boeren kunnen geen werkvolk krijgen; groote boerderijen zijn onverhuurbaar. Vandaar, dat het groote boerenbedrijf nog voortdurend wordt ingekrompen, terwijl er nog kleine boerderijen worden bijgebouwd. Door den nieuwen tram: Rijsbergen-Eyssel-Hoogstraten konden de boeren goedkooper compost krijgen dan vroeger, toen die langs Zundert van Antwerpen werd aangevoerd; daarin bestond voor Rijsbergen dan ook het groote voordeel van den nieuwen tram. Per H.A. heeft men jaarlijks 60.000 K.G. mest noodig; op het weiland 2/3 stalmest en 1/3 compost; op het bouwland ¾ stalmest en ¼ compost. Een wagon compost van 10.000 K.G. kost te Rijsbergen aangevoerd f. 13,35; op de H.A. weiland wordt dus voor f. 26,70 gestrooid, op de H.A. bouwland voor ± f. 20. Voor klaver wordt soms nog iets meer gebruikt. Bij gemeenteraadsverkiezingen is er nogal eens strijd; een boer, gehuwd met een rijke weduwe met meerdere kinderen, wonende op … tracht meermalen een spaak in het wiel te steken; tot nu toe zonder succes. Er is op dien man veel te zeggen; hij maakte eene van zijne stiefdochters ongelukkig; hij bezocht te Breda de publieke huizen, en rijdt daar met een rijtuig met 2 paarden heen enz. enz. Toen ik later in Rucphen kwam, klaagde het hoofd der school te Sprundel, Feyen, over onrechtmatige handelingen van den burgemeester van Rijsbergen. Gommers is nl. Commissaris van den stoomtram Rijsbergen-Hoogstraaten; in die qualiteit had hij te Rijsbergen van de zuster van Feyen een stukje grond trachten te koopen voor den tram; hij had 54 M2 noodig; vrouw Feyen had daarvoor f. 5.000,- gevraagd, Gommers had f. 50 geboden; het eind was geweest, dat Gommers den tram over de stoep had laten leggen, en aan Vrouw Feyen niets had betaald. Ik gaf aan Feyen te kennen, dat naar mijne meening de vraag van zijne zuster ± f. 10 per centiare, buitensporig hoog was; dat op die wijze nooit een werk van algemeen nut tot stand kon komen; maar dat in ieder geval de burgemeester van Rijsbergen iemand anders was dan de Commissaris van den tram; en dat, als zijne zuster zich te beklagen had over handelingen van het bestuur van den tram, zij zich deswege tot den burgerlijken rechter kon wenden.
Den 28 April 1904 kwam ik weer in Rijsbergen. Ik reed er vanuit Breda heen; bezocht te voren ’s Princenhage; en later Zundert. Vanuit Zundert keerde ik per tram naar Breda terug. 15% gedwongen huwelijken; geen onechte geboorten. Bij candidaatstelling worden de aftredende raadsleden meestal gekozen; bij echte vacaturen is er gewoonlijk stemming. Geen rancune tusschen de candidaten, wanneer de verkiezing eens voorbij is. DrWertenbroek is sinds 1 October weg; hij leefde met een meid; kwam Zondags dikwijls niet in de kerk; gaf veel aanstoot; men is blij, dat men hem kwijt is. Audientie verleend aan Pastoor Broeders en kapelaan Van der Grinten; de Heeren kwamen hunne opwachting maken, en hadden niets bijzonders te vertellen. Verordening op het venten heeft veel geholpen, vooral omdat er te Zundert ook een is; kooplui in lucifers, papier enz komen nu niet meer in de gemeente. Aan B. en W. met nadruk betoogd, dat gemeente onderhoud der waterleidingen te haren laste moet nemen en alles uit ééne hand moet in orde maken; de Heeren hadden er wel ooren naar. Nu DrWertenbroek vertrokken is, wordt voorloopig in de geneeskundige armenverzorging voorzien door DrLiesker uit ’s Princenhage. Er zal zich binnenkort buiten bezwaar van de gemeentekas te Rijsbergen vestigen Dr Goedhart uit Hellevoetsluis, de vader van een grootenbloemkweeker te Rijsbergen; deze zal dan de menschen geneeskundig behandelen. Het is jammer, dat hij Protestant is. De gemeenteontvanger moet zeker 8 maal ’s jaars uit nood geslacht vee keuren; hij weet er niet heel veel van! De politie wordt, wanneer het noodig is, versterkt door de marechaussee uit Zundert, of door die uit Strijbeek. Die uit Sprundel komt nooit. Er wordt slechts aan 5 kinderen herhalingsonderwijs gegeven. Schoolverzuim komt weinig voor. Er was vroeger te Rijsbergen eene stoomroomboterfabriek; door gebrek aan samenwerking ging die te niet. De melk gaat nu allemaal naar Etten. Armoede wordt er in Rijsbergen niet geleden; er zijn misschien geen rijken, er zijn zeker geen armen.
Den 20 Mei 1908 kwam ik weer in Rijsbergen. Behalve de pastoor en de kapelaan had niemand zich aangemeld voor de audientie; de Heeren hadden niets bijzonders te vertellen, behalve dat de vorige kapelaan – Van der Grinten – een nette jonge man, naar Amerika was gegaan, en op het oogenblik daar als pastoor eene parochie bediende, zoo groot als de provincie Noordbrabant. Met B. en W. besprak ik de moeielijkheden met de vroedvrouw Hoppenbrouwers, de dochter van den vorigen veldewachter. De Heeren hielden vol, dat de Hoofdinspecteur voor de Volksgezondheid eenzijdig ingelicht was, en G.S. dientengevolge ook weer eenzijdig ingelicht had. Nooit en onder geen voorwaarde zou Juffr. Hoppenbrouwers benoemd worden; men wilde haar absoluut niet; men hoopte, dat de begrooting 1908 spoedig door Gedep. Stat. goedgekeurd zou worden. Dat er geen behoefte was aan extra verloskundige hulp bleek volgens B. en W. daaruit, dat er in de laatste paar jaren geene verlossingen zonder bevoegde deskundige verloskundige hulp hadden plaats gehad. Er is nog geen roomboterfabriek in de gemeente; de melk gaat naar Etten of er worden kalveren mede gemest; 2/3 van de boeren mesten kalveren; naar ruwe schatting worden er jaarlijks 1.000 gemest; ze brengen ± f. 80 op. Voor een pr jaren werd er eeneafdeeling van den Boerenbond opgericht; men was ongelukkig in de keuze van een penningmeester, De Leeuw; deze had een tekort in de kas van f. 2.000; daaruit eene procedure van den Boerenbond (v.d. Biesen) contra De Leeuw (v. Moosdijk). Het vertrouwen der landbouwers in den Boerenbond is daardoor ernstig geschokt; vele verlaten den Boerenbond, en worden weer lid van de vroegere landbouwvereeniging, van welke Van de Wall, burgemeester van Zundert, voorzitter is. Veel frambozen; altijd nog meer; de vruchten gaan deels naar Duitschland, deels naar de jamfabriek te Princenhage, of die te Zwijndrecht. De aardbeiencultuur blijft stationnair; de vruchten gaan veel naar Breda, en voor de rest naar Antwerpen. Er is nog steeds geene bijzondere school in de gemeente; het hoofd der school is thans getrouwd en bewoont het schoolhuis; men heeft thans geen moeite meer met het schoolhoofd. Men juicht het zeer toe, dat het onderhoud der waterleidingen ten laste der gemeenten is gebracht; de algemeene toestand is dientengevolge zeer verbeterd, in den afgeloopen winter werd geen enkele maal bij het gemeentebestuur over den onvoldoende toestand geklaagd, hetgeen eertijds des winters vrij dikwijls plaats had. De burgemeester van Halsteren, een zoon van Gommers den burgemeester van Rijsbergen, heeft eene bronnenstudie gemaakt omtrent de geschiedenis van Rijsbergen; hij is lid geworden van het provinciaal genootschap te ’s Bosch, en hoopt op die wijze zijn manuscript gedrukt en uitgegeven te krijgen.
Den 28 Maart 1912 kwam ik weer in de gemeente. Vanuit hotel De Kroon te Breda reed ik eerst naar Princenhage; dan naar Rijsbergen en eindelijk naar Etten, vanwaar ik naar Breda terugkeerde. Burgemeester Gommers was zeer onder den indruk van het verlies van zijne echtgenoote, die hij voor een pr maanden verloor; hij woont nu alleen, terwijl eene meid zijn huishouden doet. Rijsbergen gaat zeer vooruit; vooral den kleinen man gaat het goed, dank de cultuur van aardbeien en vooral van frambozen. In 1911 hadden de frambozen op ½ Hectare bruto f. 1.000 opgebracht, waarvan netto voor de menschen zeker f. 500 overbleef. De boeren kunnen zich niet zoo op de frambozencultuur toeleggen, omdat de pluk valt juist in den oogsttijd, en zij dan geen handen kunnen krijgen om te plukken; maar den kleineren menschen met groote gezinnen gaat het juist door dat grootekinderental goed. De waarde van de gronden is dientengevolge enorm gestegen; het is niets bijzonders, wanneer voor den ondergrond van een uitgerooiddennenbosch f. 1.700 per Hectare betaald wordt. Er is nog geen roomboterfabriek; de menschen blijven nog steeds kalveren mesten; daartoe worden, vooral onder Oosterhout, de nuchtere kalveren opgekocht; normale prijs voor die kalveren is ± f. 22. Er wordt veel grond ontgonnen; geen groote complexen, maar stukken van 3 à 4 hectaren, welke door de boeren tot weiland worden aangelegd, en in hun bedrijf geëxploiteerd worden. Als er maar werkvolk te krijgen was, zou er nog wel meer ontgonnen worden; maar langs den weg Princenhage-Zundert zal in enkele jaren geen heide meer te zien zijn. Burgemeester is Commissaris van tram Rijsbergen-grens, in aansluiting te Meersel aan het net van De VicinauxBelges; de tram rendeert niet; deelde nog nooit een dividend uit. Burgemeester heeft geen aandeelen, en kreeg ook als Commissaris nog nooit een halve cent.
Den 7den Augustus 1917 kwam ik weer in Rijsbergen. Later bezocht ik ook nog Oosterhout. Burgemeester Rubert maakt een goeden indruk; op verstandige wijze gaat hij met zijn wethouders om. Er is eenegrooteRoomsche kerk in aanbouw; m.i. te groot voor de gemeente. Met het oog op den huidigen koers der effecten wilde de pastoor die liever nu niet te gelde maken. Hij legde op de preekstoel zulks aan zijne gemeentenaren uit, en vroeg hen tijdelijk geld ter leen tegen 4%. In tien dagen had hij f. 110.000. Wat het den menschen in Rijsbergen toch goed gaat! Met den burgemeester bezocht ik eerst de in aanbouw zijnde nieuwe kerk; en daarna de oude kerk, die veel te klein is en eigenlijk nergens naar lijkt. In die oude kerk vond ik de grafsteen van kardinaal Frankenberg; in 1804 werd hij daar begraven. De kardinaal was afkomstig van Leuven; hem ter eere werd daar een praalgraf gebouwd. Kort voor het uitbreken van den wereldoorlog kwamen de burgemeester van Leuven, een Leuvensche geestelijke en nog een derde persoon naar Rijsbergen, om te trachten, de laatste overblijfselen van kardinaal Frankenberg te verkrijgen voor het praalgraf te Leuven. De toenmalige pastoor van Rijsbergen, de Heer Broeders, wilde er niet van hooren; de ingezetenen kwamen op het graf van den kardinaal bidden; hij wilde de laatste overblijfselen niet laten volgen. De Heeren wilden toen een goed werk doen, als de Pastoor toegaf. De Pastoor verklaarde toen, dat er eene nieuwe kerk moest gebouwd worden. Het is jammer, dat hij toen geen bedrag heeft willen noemen, want dan zou het hem zijn uitbetaald. Kort daarop is de oorlog uitgebroken, en is er van de heele zaak verder niets gekomen. Burgemeester geraden om thans, nu het in de gemeente zoo goed gaat, een nieuw Raadhuis te bouwen. Als er later minder geld verdiend wordt, dan komt er wellicht niets meer van. Burgemeester wil het nieuwe Raadhuis bouswen op de plaats waar het oude staat; het terrein is echter te klein; hij zou de beschikking moeten hebben over een stukje tuin van den Pastoor. Bij den Pastoor een goed woord gedaan, om der gemeente in deze ter wille te zijn; ik vrees, dat de Pastoor het niet zal doen. De gemeente gaat sterk vooruit; naar raming werden er voor f. 100.000 frambozen verkocht; aan inkwartieringsgeld werd tot nu toe f. 80.000 uitbetaald; de soldaten verteerden toch zeker bovendien f. 40.000. Niet alleen de kleine menschen telen tegenwoordig frambozen; ook de groote boeren doen zulks, en trachten hun landbouw bedrijf daarnaar in te richten. Een Rotterdamsche O.W.-er drijft op Maiano den tuinbouw op Westlandsche manier: onder glas teelt hij komkommers, tomaten en druiven.
Den 11den Juli 1921 bezocht ik Rijsbergen en Zundert. De woningnood was hier niet bijzonder groot. Van gemeentewege werd er niets voor gedaan. Door het vertrek van de huishoudens van 5 gehuwde soldaatcommiezen kwamen er 5 woningen ledig. Met Rijkspremie zullen er nog 5 nieuwe woningen gebouwd worden; daarmede is dan aan de behoefte voldaan. Bij de laatste Raadsverkiezing werden 3 nieuwe Raadsleden gekozen: Zeelen, Soffers, Geerts. Aanvankelijk stond het dus in den Raad 4 tegen 3. Toen Geerts tot de ontdekking kwam, dat Zeelen en Sofferseeneoppositionquandmême voerden, moest hij niets meer van hen hebben, en liep hij over naar de partij van den burgemeester, zoodat het thans staat 5 tegen 2. Zeelen was opzichter voor Mr. Tyderman. Toen deze zijne ontginning voor f. 110.000 aan Henkes verkocht, werd hij opzichter voor Henkes. Hij wist Henkes te bewegen om nog 200 H.A. ter ontginning bij te koopen. Voor de gronden bestonden geen andere uitwegen, dan over land van Zeelen; deze wilde niet uitwegen, tenzij Henkes zijn heele boerderij aankocht voor f. 50.000. Henkes liet de boerderij schatten; geschat op f. 20.000. Henkes bood f. 25.000 en ging zelfs tot f. 45.000. Toen kon hij een uitweg krijgen over andere gronden, en liet Zeelen met zijn boerderij zitten. Zeelen bleef natuurlijk geen opzichter meer voor Henkes. Op de boerderij van Zeelen staat f. 12.000 hypotheek; Zeelen heeft bovendien nogal losse schuld. Sinds zijne mislukte speculatie is hij zoo lastig geworden; en is hij voortdurend in oppositie tegen het gemeentebestuur, tegen het Waterschapsbestuur van de Boven Mark enz. De waterleidingen onder Rijsbergen worden over het algemeen goed onderhouden. Hiervan is uitgezonderd de Leyloop; deze loopt langs de Belgische grens, en moet eenerzijds onderhouden worden door Rijsbergen en Zundert; anderzijds door Meerle en Meir. Rijsbergen en Zundert willen gaarne werken; Meerle en Meir alleen, wanneer er een groote subsidie gegeven wordt door de Provincie Antwerpen. Het zal nog wel wat duren, eer op de aanvrage om subsidie beslist wordt. En Middelerwijl verloopt de goede tijd om te werken: op het moment ligt alles droog. Het gaat den menschen goed; geen armen. Voldoende arbeidsgelegenheid. Acht jongens gaan naar de Kwatta fabriek te Breda. Boeren hebben veel geld over voor hun vee; er zijn minstens 20 stamboek koeien; een stierhouderij betaalde f. 2.500,- voor een stier.
Den 15 Juni 1925 kwam ik weer in Rijsbergen; later op den dag ging ik nog naar Zundert. Rijsbergen is eene sterk vooruitgaande gemeente; op het moment zijn er een twintigtal huizen of schuren in aanbouw. Woningnood is er niet. Wat er te kort komt zijn boerderijtjes met 2 à 3 H.A. grond. Waren die te krijgen, dan zouden meerdere paartjes kunnen trouwen, die nu nog moeten wachten. Ongecultiveerde grond is er haast niet meer. In den Raad zitten 4 boeren en 3 burgers; bij raadsverkiezingen wordt er om de zetels hard gestreden. Groote oppositie bij alles ondervindt het gemeentebestuur en vooral de burgemeester van het Raadslid Zeelen, die daarbij gesteund wordt door het Raadslid Cornelis Vermeeren. In de verwachting dat Zeelen met vele klachten zou komen, had de burgemeester hem een briefje geschreven om hem te zeggen, dat ik audientie gaf. Zeelen was echter niet verschenen. Met den steun van Gedep. Stat. kreeg Rijsbergen nog 25% Rijks subsidie in de kosten van den bouw van eene nieuwe school, bouwkosten f. 56.000. Die f. 14.000,- werden gebruikt om de oude school geheel te verbouwen en tot Raadhuis in te richten. Het ziet er alles heel goed uit; er is veel ruimte, waarvan weer goed partij getrokken is; de burgemeester was er blijkbaar trots op, dat hij, niettegenstaande de scherpe oppositie van Zeelen, in geslaagd was dit Raadhuis te bouwen. Met B. en W. ging ik de nieuw gebouwde brug over de Aa of Weerijs in oogenschouw nemen; bouwkosten ± f. 8.000; het ziet er heel soliede uit. In Zundert meent men, dat de brug te nauw is, het afstroomen van het water belet, en dat men dientengevolge waterlast had in Zundert. B. en W. van Rijsbergen ontkennen dat ten sterkste; van den winter had er vóór de brug geen opstuwing van water plaats; maar de Aa of Weerijs zit vol zandbanken en vuil; en daardoor wordt het snel afvoeren van het water belet. Daarna gingen we een beroemde stamboekstier van Overijsselsch ras ± 3 jr oud bekijken. Werkelijk een pracht exemplaar, maar n.m.m. te zwaar om licht gebouwd vee te dekken. De ervaring was evenwel eene andere; de stier schijnt zich voldoende op te geven, zoodat de te bespringen koe niet onder het gewicht bezwijkt. Tegen warenkeuring en vleeschkeuring hoort men niet meer mopperen; beide acht men nuttig. Het electriciteitsbedrijf dekt zich; 50 en 25 cnt; men klaagt echter, dat men de administratiekosten van de PNEM te hoog vindt. De toestand van de arme klasse is zeer gunstig; armoede is in Rijsbergen niet bekend. Het belastbaar inkomen van de ingezetenen ging met een ton vooruit, en bedraagt thans f. 680.000. Aardbeien en frambozen brachten in 1924 zeker f. 150.000 op; plukloon 16 tot 18 cnt per uur. Alles gaat naar de veiling te Breda; veilingskosten 5%. Onderhoud van de Leyloop. Dit stroompje vormt over een langen afstand de grens tusschen Rijsbergen en Zundert eenerzijds, en Meerle en Meir anderzijds. Het is erg slecht in orde, en doet daardoor veel schade. De Heide Maatschappij maakte een plan op tot verbetering; dat zou f. 35.000 kosten. Rijsbergen en Zundert zouden hun aandeel wel hebben willen betalen; maar Meerle en Meir zijn te arm, terwijl de provincie Antwerpen er ook geen geld voor beschikbaar kon stellen. Meir had zelfs moeite om aan de Heide Mij. de kosten van het opmaken van het plan te rembourseeren. Er komt niets van.